Biblio > Sources > 1039

Type de textesource
TitreLof der Schilderkonst
AuteursAngel, Philips
Date de rédaction1641
Date de publication originale1642
Titre traduit
Auteurs de la traduction
Date de traduction
Date d'édition moderne ou de réédition
Editeur moderne
Date de reprintAmsterdam, Kunsthistorisch Instituut, 1972

, 1, p. 2-3

Beginnende van haer Outheyt, en eerst op-komen, waer en wanneer de selve eerst aen den dach ghebracht is. Maer wat wil ick my onderwinden dit ter handt te nemen, daer sulcke voor-treffelijcke Mannen (met eerbiedicheyt moet het gheseyt zijn) teghen haer selve schrijven? Om niet al te grooten wech in te gaen, laet ons hier maer eene voorstellen, die sich selve meest in \'t licht is, het sekerste niet te min dat met andere gheloof-weerdighe Mannen over-een komt, tot ons profijt en voordeel, van hem tot ons trecken. Voor eerst dan, ghetuyght Plin. lib. 3. cap. 5. dat de Const van steene Beeldt-houwen, langen tijdt heeft in\'t gebruyck geweest, eer de Schilder-Konst, oft Koper-gieten: De Const van Beeldt-houwen (seyt hy) heeft begonnen ten tijden van Phydias, het welcke was ontrent de 83e Olympiade; dit bevesticht hy noch in \'t beginsel van het selfde Capittel, datmen bevinden sal, dat de Konst van Beeldt-snijden begonnen heeft met de Olympiade. Dit strijdt teenemael met het gheene hy te vooren geschreven heeft lib. 35. cap. 8. daer hy seyt: Is een yeder niet bekent, dat Candaules, geseyt Myrsylus, voortijts Koninck der Lindinen, en leste Koninck der Heracliden, kocht met ghewicht van Goudt een Tafereel, ghedaen van Bularcho den Schilder, al-waer de Krijgh der Magneten was in uyt-ghebeeldt? waer aen ghenoegh te bemercken is, in hoedanighe ghestalte doe de Schilder Konst al is gheweest: oock soo was Bularchus de eerste Schilder niet; sonder twijffel is Hygienontes, Dinias en Charmas, die de eerste Conterfeytsels met eenderley coleur schilderden, al een ruyme wijle overleden gheweest; oock kan ghelooft werden, dat Balarchus langhen tijdt overleden is gheweest, eer den Koninck Candaules het selve bekomen heeft, of dat het Candaules al ettelijcke jaren voor sijn doodt gehadt heeft Doch, ingeval dat hy het in\'t selfde jaer sijns overlijdens teghens Goudt op-weghende gekocht hadde, soo soud\' noch efter de Schilder-Konst ouder zijn, dan datse haer begin na de 83e Olympiade soude ghenomen hebben; want Candaules is in de 18e Olympiade ghestorven, of soo andere meynen, in\'t selfde jaer dat Romulus storf, soo dat dit een groote mis-slach van Plinius is, dat de Beeldt-houwers-Konst, ouder soude zijn dan de Schilder-Konst, wanneer de selve maer eerst haren aenvangh ghenomen soude hebben in de 83e Olympiade, daer de Schildery in de 18e Olympiade, al teghen Goudt op-ghewoghen is,

Dans :Bularcos vend ses tableaux leur poids d’or(Lien)

, 1, p. 10-12

Doch, wie hier van den eerste Vinder is gheweest, en is op heden ons noch niet recht bekent: Niet-te min sullen wy even wel daer so veel toe segghen als wy uyt de Oude hebben konnen by een raepen tot de naeste ghewisheyt. Plinius lib. 7. cap. 56. meynt dat het eene Gyges sy geweest, het welcke met de Vrbijnse Shrijver Polidoor in sijn 2. bouck op\'t 24. cap. over een komt. Desen Gyges is geboren in het Lantschap Lijdien, maer wanneer, en ten wat tijden, en heb\' ick nerghens konnen nasporen: maer even wel kanmen daer so veel door afmeten, dat onse Konst daer so vrouch in swangh gaende, eenige voornemen Geesten ghebaert heeft, en van de selve sommighe vrouch in Italien over geset, gelijckmen sulcx uyt d\'oude Schrijvers uyt vinden kan: onder allen Lion Baptista Alberit, die maeckt daer gewach van seggende: Dat de Lydiers de selve daer gebracht hebben, wanneer den Koninck Tyrrhenus van Lydien het sevende Rijck van Italien verwonnen en ingenomen hadde. Doch aen wie desen Gyges sijn Konst gheleert en overgeset heeft, en weetmen niet; sijn eerste navolgher die ons voorghestelt wert, is eenen Griecksen Phyrrhus, by sommige Euchier geheeten. Desen, seght Aristoteles, den eerste Schilder in Griecken geweest te hebben, het welcke strijt met \'tgevoelen van Theophrastus (na \'tgetuygen Plini) welcke meynt, dat het eene Polygnotus van Athenen geweest soude sijn.

Maer merckt hier eens de archlistighe eergiericheyt der Atheniers, dewelcke dese Eer-kroon der AEgyptenaren gaeren tot hun trecken souden, en haer die lof toe-eygenen dat sy voor de eerste Vinders van dese Konst gheacht soude worden, het welck hier uyt te waerschijnelicker is, om dat sy gemeenelick haer eygen Natie daer in vorderlijck waren, voornementlijck wanneer yemant tot een rouwe, en noch onbesneden Konste, yet aenghenaems of çierlijcx toe deed\', die sy dan als voor de eerste Vinder hielden. Op die maniere gaet het hier met Polygnotus toe, om dat hy het Graveeren met gloeyende yseren op Yvoor en Lorchen-boomen-hout gevonden heeft, wert daerom van haer voor de eerste Schilder gehouden. Niet te min, so wert Gyges meest by alle gheleerde onder-souckers onser Konst voor de eerste Schilder ghehouden, hem toe passende den onverwelckte Lauweren-kroon, als vinder van de selve. Doch om de kortheyt te beneerstigen, so sullen wy Gyges als eerste Schilder hier mede voorstellen, en besien eens hoe onse Konst van hant tot hant allencxkens gevordert is geworden.

Dans :Les origines de la peinture(Lien)

, p. 12

De eerste Schilderyen sijn gheweest niet meer dan alleen simpele ommetrecken, by de Latijnen ghenaemt linearis pictura, hier naer wiert ghevonden dese buyte-trecken te vullen met een der ley Coleur, het welcke by den Griecken geheeten wiert Monochroma, dat is, Schilderyen met eene Verruw\'. Cleophantes heeft ghevonden het Schilderen op steen. Hygtenontes, Dinias, en Charmas sijn de eerste gheweest die Konterfeytsels maeckte met eenderhande verruw, Eumarus heeft eerst onderscheyt ghemaeckt tusschen Man en Vrou: Soo getuycht Plinij lib. 35. cap. 8. Simon van Cleonen, (welcke Stadt in Achaien leyt) heeft eerst waer-genomen de verkortinge. Siet daer van C. Vermander, in\'t beschrijven van \'t leven der oude antijckse Schilders fol. 3. Eenen anderen Polignotus, als hier boven verhaelt, heeft de Vrouwe beginnen te Cieren met hulselen, en antijcke doorluchtighe Kleederen, Apollodorus heeft de eerste geweest die de schoonheyt heeft weten uyt te vinden, en heeft sijn Conterfeytsels met een vriendelijcke aenghenaemheyt verçiert, wech nemende de oude ghebruyckelijcke stuere onaerdicheyt, die de oude, als noch teer inde Konst sijnde, onderworpen waren.

Dans :Les origines de la peinture(Lien)

, p. 12-13

Korts naer desen geestighe Apollodorus, is die uytmuntende Zeuxus ten voorschijn ghekomen, die onse Konst een grooten luyster heeft weten te geven, soo dat hy de Vogelen door sijn geschildert fruyt heeft weten uyt de lucht te lockē, en door sijn natuerelijck nabootsen in de selve een begeerte verwect om te prouven, en daer toe vliegende sijnse bedrogen gheweest, maer Parasius die hem soo ver overtrefte, als de Son de Maen in glans en klaerheyt te boven gaet, heeft hem bedroghen door een gheschildert Slaep-laken, dat hy van de Schildery wilde af-nemen, om Parasius Kunst te sien, dewelcke-hy, nochtans een Schilder sijnde, niet en wist dat hyse sach. Dus is onse Konst van trap tot trap op gheklommen, en by veele Groote en Wijse van de Werelt geacht gheweest boven andere Konsten. 

Dans :Zeuxis et Parrhasios : les raisins et le rideau(Lien)

, p. 18-19

Om gherechtighe oorsaecken is dan Demetrius met een Leeuwen gemoet, door groote verbolgentheyt in genomen sijnde, met sijn gantsche Armade voor Rhodes gekomen; dat hy nu alreede soo naeuw belegert en beset hadd\', dat die van Rhodes gheen uytkomen en saghen, sonden der oorsaecken-halven, eenighe van haer Achtbaertste Mannen uyt, die niet en gingen versoecken, dat den Coninck Demetrius haer in ghenaden wilden aen-nemen, dewijlle sy wisten, dat hare trouweloose misdaet Swaert en Vyer verdient hadden, maer baden alleenlijck, dat hy inde Voor-burght vande Stadt (want sy saghen dat het haer dapper gelden souden) wilde verschoonen een Schilderye van Jalysus, welcke bykans volmaeckt was, waer mede om voort op te maecken doende was Protogenes van Caunus Den Coninck lust hebbende tot de Konst, en de VVapenen teghen de selve niet aen-ghenomen hebbende, maer teghen de ontrouwen Rhodiers, gaet het noch onvolmaeckte Stuck besien, het welcke hem in liefde dede branden, en soo tot barmherticheyt ontsteken, dat hy niet alleen hem met sijn gansch Heyr-leger op en packte, en Rhodes verliet, maer seyde teghen de Afghesondenen dat hy veel liever de Beeltenisse sijns Vaders wilde verbranden en te niete doen, dan soo schoon en aerdich werck te schenden. In somma, Demetrius hier door verghenoucht sijnde, verschoont Rhodes, en bewaert de Konst, dickmael Protogenes komende als vriendt besoecken, die hy te vooren als vyandt voor-ghenomen hadde om-te-brenghen. Siet! soo vele vermach onse Konst, op de gemoede der Coninghen!

Dans :Protogène et Démétrios(Lien)

, p. 20-21

Soo wy nu willen insien hare dierbare waerdicheyt, en hoe de selve van meest alle de voornaemste Vorsten van de weerelt is beloont gheworden, soo en weet ick niet wat Konst, beneffens dese, haer stant sal mogen houden. Candaulus (als wy int beginsel geseyt hebben) heeft de stucken teghen Goudt op ghewoghen. Iulius Caesar heeft voor eenen Ajax en Medea die gheschildert was van Timomachus van† Byzantium, ghegheven 80 Talenten (het welcke na onse reeckeninghe soude sijn 48000 goude Croonen, wanneermen den selven maer na de ghemeene Talenten en reeckenen. 

Dese Stadt Byzantium heeft de naem van Constantinopolo ghekreghen, naer haer Constantinus herbout hadde, daer na heeft zy de naem gehadt van Romeyne, en van de Griecken wiertse geheeten Stumboli, en nu van de Turcken Stampolda.

Dans :Timomaque, Ajax et Médée(Lien)

, p. 21

Om een exempel voor allen te stellen, soo hoort eens wat die groote VVeerelt-dwinger Alexander bestaen heeft, het welcke alle de voorgaende exempelen passeert: \'tis gebeurt dat Appellus schilderde na de schoone Campaspe, een Venus Anadyomene, dat is soo veel als een uyt zee komende Venus, met de welcke besich sijnde om haer schoonheyt opt nauste na te botsen, wert met groote liefde ontsteken, het welcke van Alexander ghesien sijnde (hoe seer Appellus het selve socht te bedecken) dede sijne genegenthedē niet minder wackeren. Siet daer nu twee verliefde tegen een; doch Alexander, die de werelt had\' weten te dwingen, betoonde noch een grooter daet dan de werelt tot sijn wil te neygen. O! groot en wonderbaerlick stuck! de Prins overwint sijn eyghe gemoet, hy beteugelt sijn genegentheden, en schenct tot een belooninghe van de geschilderde Venus aen Appellus sijn lieve Campaspe. Waer kander oyt grooter belooninghe aen eenige Konst geschiet sijn? So en sijn niet alleen de stucken bemint geweest, die van soo konstige handen ghemaeckt waren, maer selfs de konstenaers sijn vā de grootste Monarchen ge-eert en geacht geweest. Een Griecksen Vorst (niet beter wetende dan dat dit tot eere van de Konst streckte) liet met een expres Verbot den geenen verbiedende de Konst te leeren, dewelcke niet Edel gebooren en waren, en wierde daer beneffens by de seven vrye Konsten gestelt, Plin. lib. 35. cap. 10.

Dans :Apelle, Vénus anadyomène (Lien)

, p. 21

Om een exempel voor allen te stellen, soo hoort eens wat die groote VVeerelt-dwinger Alexander bestaen heeft, het welcke alle de voorgaende exempelen passeert: \'tis gebeurt dat Appellus schilderde na de schoone Campaspe, een Venus Anadyomene, dat is soo veel als een uyt zee komende Venus, met de welcke besich sijnde om haer schoonheyt opt nauste na te botsen, wert met groote liefde ontsteken, het welcke van Alexander ghesien sijnde (hoe seer Appellus het selve socht te bedecken) dede sijne genegenthedē niet minder wackeren. Siet daer nu twee verliefde tegen een; doch Alexander, die de werelt had\' weten te dwingen, betoonde noch een grooter daet dan de werelt tot sijn wil te neygen. O! groot en wonderbaerlick stuck! de Prins overwint sijn eyghe gemoet, hy beteugelt sijn genegentheden, en schenct tot een belooninghe van de geschilderde Venus aen Appellus sijn lieve Campaspe. Waer kander oyt grooter belooninghe aen eenige Konst geschiet sijn? So en sijn niet alleen de stucken bemint geweest, die van soo konstige handen ghemaeckt waren, maer selfs de konstenaers sijn vā de grootste Monarchen ge-eert en geacht geweest. Een Griecksen Vorst (niet beter wetende dan dat dit tot eere van de Konst streckte) liet met een expres Verbot den geenen verbiedende de Konst te leeren, dewelcke niet Edel gebooren en waren, en wierde daer beneffens by de seven vrye Konsten gestelt, Plin. lib. 35. cap. 10.

Dans :Apelle et Alexandre(Lien)

, p. 21

Om een exempel voor allen te stellen, soo hoort eens wat die groote VVeerelt-dwinger Alexander bestaen heeft, het welcke alle de voorgaende exempelen passeert: \'tis gebeurt dat Appellus schilderde na de schoone Campaspe, een Venus Anadyomene, dat is soo veel als een uyt zee komende Venus, met de welcke besich sijnde om haer schoonheyt opt nauste na te botsen, wert met groote liefde ontsteken, het welcke van Alexander ghesien sijnde (hoe seer Appellus het selve socht te bedecken) dede sijne genegenthedē niet minder wackeren. Siet daer nu twee verliefde tegen een; doch Alexander, die de werelt had\' weten te dwingen, betoonde noch een grooter daet dan de werelt tot sijn wil te neygen. O! groot en wonderbaerlick stuck! de Prins overwint sijn eyghe gemoet, hy beteugelt sijn genegentheden, en schenct tot een belooninghe van de geschilderde Venus aen Appellus sijn lieve Campaspe. Waer kander oyt grooter belooninghe aen eenige Konst geschiet sijn? So en sijn niet alleen de stucken bemint geweest, die van soo konstige handen ghemaeckt waren, maer selfs de konstenaers sijn vā de grootste Monarchen ge-eert en geacht geweest. Een Griecksen Vorst (niet beter wetende dan dat dit tot eere van de Konst streckte) liet met een expres Verbot den geenen verbiedende de Konst te leeren, dewelcke niet Edel gebooren en waren, en wierde daer beneffens by de seven vrye Konsten gestelt, Plin. lib. 35. cap. 10.

Dans :Apelle et Campaspe(Lien)

, p. 56-57

Siet, deftige Geesten, nu hebt ghy gehoort hoe een Schilder dient gestelt te zijn, die hem onder het ghetal van de vermaertste Mannen, sonder bespot te werden, soude konnen voeghen. Indien ghy nu, beneffens dese Schilder-deugden, u selven soect op te proncken, soo tracht, dat in u bevonden mach werden de soet-mondige wel-spreeckentheyt van Appelles, de welcke so soet geweest is, dat Alexander daer groot vermaeck in nam, dickmaels hem komende besoecken, om met hem in ghespreck te zijn. Onder alles ist eens gebeurt, dat den Koninck Alexander op het gevouchlickste soo wel niet en oordeelden van de Konst als \'t wel behoorden, dat Appelles onderstondt den Koninck te gebieden, dat hy swijgen soude, seggende: Sijn Majesteyt mocht veel liever swijgen, dan sulcken reden uyt te slaen, want de leer-jongers in de acter-winckel sitten daer mede en spotten: het welcke hy met sulcke heussche en beleefde soet aerdicheyt uyt wist te brenghen, dat den machtigen Alexander hem sulcx al ten besten af ghenomen heeft. Siet, soo veel vermocht de soet-mondigheyt op \'tghemoedt van desen grooten Vorst, daer doch in teghendeel, een nortse kort-hoof-dicheyt, nergens toe en strect dan tot nadeel, en spot van die ghene, die de stuerheydt pleeght, ende brenght sijn selven by al de wereldt in een quade naem, wee dan de Wolf die in een quaet gherucht komt; het Engelsch spreeck-woordt seght, die in een qua gherucht raeckt, is half ghehangen. Om dit te ontgaen, laet ons liever de heussche lief-talicheyt van Appelles ghebruycken om alsoo een goede naem te bekomen: want, seght de Wijse-man Eccles. Cap. 7. Beter is een goede naem, dan goede Olye. Hier toe dient-men dan dat dertele lidt, de tonghe, te leeren beteughelen; en soo in te binden, dat onse gedachten, dry-maels voor ons uyt-sprack, het gheen de tonghe uytte wil behoorde te herkaeuwen en te overweghen, of oock op die tijdt, het gheen haer voor-komt, dient gheseyt te zijn, of niet; want, een reden (seydt den Koninck Salomon, Prov. Cap. 25. vers. 11.) op sijn tijdt gesproken, is als goude Appelen in silvere ghebeelde Schalen.

Dans :Apelle et Alexandre(Lien)